Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [5]zijn ziel kleefde aan Dina, Jakobs dochter; en hij had de jonge dochter lief, en sprak [6]naar het hart van de jonge dochter. 5. Dat is, zijn hart, zijn gemoed, lust, begeerte, hingen aan haar. 6. Dat is, wat haar aangenaam en behagelijk mocht zijn, om haar tevreden te stellen en te vertroosten; daar zij buiten twijfel over deze onverwachte daad zeer ontsteld was. Zie dergelijke manier van spreken onder, hfdst.50 vs.21; Richt.19:3; Jes.40:2; Hos.2:13.